Mondeling
Voorbereiding
Hieronder staan een paar Duitse woorden. Bedenk welke
vraag je daarbij kunt stellen. Schrijf die vraag eerst op in het Nederlands. Vertaal de vraag dan naar het Duits. Als laatste
geef je – in het Duits – antwoord op de vraag.
Kijk goed naar het voorbeeld.
Voorbeeld
Name?
Nederlandse vraag: Hoe heet jij?
Duitse vraag: Wie heißt du?
Duits antwoord: Ich heiße ……..
Doe nu hetzelfde met de andere woorden.
Alter?
Land?
Wohnort?
Sprachen?
Beruf?
Hobby?
Nu volgen een paar extra vragen.
Wie heißen
deine Eltern?
Meine Eltern heißen …… und ………..
Hast du
Geschwister?
Ja, ich habe ………….
Nein, ich habe keine Geschwister.
Wie alt sind sie?
Mein Bruder/ meine Schwester ist ……..
Jahre alt
Meine Brüder sind …….. und ………..
Jahre alt.
Meine Schwestern sind ……… und ……….
Jahre alt.
Voor de volgende les moet je de vragen
en de antwoorden kennen!