zaterdag 13 juli 2013

Woordjes leren



Als je een taal wil leren, moet je altijd veel woordjes leren. Dat is logisch, maar
niet altijd even leuk. Je  hebt niet altijd een woordenboek bij de hand. En ook op je telefoon of laptop vind je het goede woord niet altijd erg snel. Je hoort of ziet zoveel woorden dat je het niet kunt bijhouden. Pfff.

Het lastigste daarbij is de woorden in die vreemde taal ook te kunnen gebruiken. Je weet bijvoorbeeld wel dat het Engelse woord bicycle ‘fiets’ betekent. Maar als je het met een Engelsman over je fiets wil hebben (omdat die gestolen is bijvoorbeeld), kom je heel vaak gewoonweg niet op het goede woord.

Het handigste is als je zoveel mogelijk woorden in die taal gewoon in je hoofd hebt, opgeslagen in je hersenen. Maar ja, er is niemand die zomaar opeens een heel woordenboek in je hoofd stopt. Dat moet je zelf doen.

Vaak is het gemakkelijker om de klank van een woord te onthouden dan hoe je dat woord moet schrijven. Je zegt gewoon: Baisikkel en dan weet die ander wel dat je fiets bedoelt.

Maar soms moet je woorden ook nog eens kunnen schrijven. Dat is helemaal ingewikkeld. Als je bijvoorbeeld naar een knappe Engelse jongen of een knap Engels meisje wil Whats-appen dat je er aankomt op je fiets en je typt: ai kom on mai baisikkel, zal hij of zij op zijn minst denken dat je Engels niet erg goed is. Daarom moet je dus ook weten hoe je een woord schrijft.

Een andere reden waarom je woorden in het Engels of in het Duits moet kunnen schrijven, is natuurlijk gewoon dat ze dat van je willen, op school. The Bastards!!!

Maar hoe pak je dat aan? Hoe overtuig je je hersenen ervan dat ze moeten onthouden dat een fiets ‘a bicycle’ is?  Niet ‘baisikkel’, niet ‘bycycle’, niet ‘bycicle’, of ‘bisicel’. ‘Bicycle’, dat moet het zijn.

Daar hebben geleerden over nagedacht en ze kwamen tot de volgende conclusie:

Je leert een woord het best door het te lezen, naar een passend plaatje te kijken en het direct daarna uit te spreken en op te schrijven, met pen (of potlood) op papier. 


Dé manier om iets in je hersenen te krijgen is namelijk via je zintuigen. En hoe meer zintuigen je gebruikt, hoe beter een woord blijft hangen.  Als het op de boven genoemde manier doet, gebruik je een hele rits zintuigen:

Je leest, je gebruikt dus je ogen.
Je kijkt naar het plaatje, je gebruikt je ogen.
Je praat, je gebruikt je mond.
Je hoort, je gebruikt je oren.
Je schrijft, je gebruikt je vingers.


Je ogen, je mond, je oren en je vingers sturen allemaal signalen naar je hersenen: Bicycle, Bicycle, Bicycle, Bicycle, Bicycle. Als je dat een paar keer doet, vergeet je het woord nooit meer.

Ja maar, zul je zeggen, dan kan ik die woorden toch ook gewoon op mijn laptop typen?
Dat kun je zeker, maar het werkt minder goed. Als je namelijk schrijft, met pen op papier dan maak je die letter zelf. Je vingers maken bewegingen die ervoor zorgen dat er bijvoorbeeld een -y- op papier komt en niet een -z-. Dat voelt anders. Als je een -y- intikt voelt dat hetzelfde als wanneer je een –z- intikt. Je voelt geen verschil tussen de -y- en de -z-.

Dat is de theorie.
Nu gaan we eens even kijken of die geleerden ook wel gelijk hadden.
We gaan tien Duitse woordjes leren. Je krijgt de woorden met passend plaatje te zien, je krijgt ze te horen, je spreekt ze na en je schrijft ze op. MAAR: vijf woorden schrijf je met pen op papier en de andere vijf schrijf je op je laptop. We doen dat twee keer.
Direct daarna krijg je een test. Je hoort de woorden en moet ze opschrijven, de eerste vijf met pen, de laatste vijf op je laptop.
Daarna gaan we gezamenlijk de fouten tellen.
Ik ben benieuwd of die geleerden gelijk hadden.