dinsdag 16 juli 2013

test




Hier vind je deel A van de toets.

12 Wiederholung 1 bis 11 und Test


                                                  




Op deze bladzijde vind je een herhaling van alles wat je tot nu toe van de site hebt geleerd. Er hoort ook een test bij!





maandag 15 juli 2013

11 In welcher Klasse bist du?

Op welke school zit je? En in welke klas? Belangrijke informatie die je niet mag missen.



Opdracht 1
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 5. Ga door tot je alles zonder fouten doet.

Opdracht 2 
Maak een filmpje van je zelf waarin je onderstaande woorden uitspreekt: Let op: Dit filmpje moet je goed bewaren tot het einde van het schooljaar. Sla het dus niet alleen op op je harde schijf maar ook op een USB-stick of in de Cloud (Dropbox, bijvoorbeeld).



Opdracht 3 
Om goed te leren hoe je de woorden schrijft, kun je ze het best een paar keer opschrijven op een blaadje. Doe dit minstens twee keer. Dit blaadje hoef je niet te bewaren.






10 Die Ordnungszahlen





Opdracht 1
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 5. Ga door tot je alles zonder fouten doet.
In opdracht 4 zit een foutje, welk foutje?

Opdracht 2 
Maak een filmpje van je zelf waarin je onderstaande woorden uitspreekt: Let op: Dit filmpje moet je goed bewaren tot het einde van het schooljaar. Sla het dus niet alleen op op je harde schijf maar ook op een USB-stick of in de Cloud (Dropbox, bijvoorbeeld).

erste
zweite
dritte
vierte
fünfte
sechste
siebte
achte
neunte
zehnte

Opdracht 3 
Om goed te leren hoe je de woorden schrijft, kun je ze het best een paar keer opschrijven op een blaadje. Doe dit minstens twee keer. Dit blaadje hoef je niet te bewaren.




Extra opdracht




9 Wo wohnst du?

Waar woon je? Altijd handig als je weet waar die knapperd woont, toch?
Vraag je docent om een print van deze strip. Vul dan de zinnen op de juiste plaats in.




Ich heiße Nina.                    Guten Morgen!            Wo wohnst du?
Mir geht's gut.                     Wie heißt du?              Tschüss!              
Ich bin zehn Jahre alt.       Wie geht's dir?            Tschüss!
Ich wohne in Roermond.   Wie alt bist du? 
              




Opdracht 1
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 5. Ga door tot je alles zonder fouten doet.

Opdracht 2 
Maak een filmpje van je zelf waarin je onderstaande woorden uitspreekt: Let op: Dit filmpje moet je goed bewaren tot het einde van het schooljaar. Sla het dus niet alleen op op je harde schijf maar ook op een USB-stick of in de Cloud (Dropbox, bijvoorbeeld).

Wo wohnst du?
Ich wohne in ....

Opdracht 3 
Om goed te leren hoe je de woorden schrijft, kun je ze het best een paar keer opschrijven op een blaadje. Doe dit minstens twee keer. Dit blaadje hoef je niet te bewaren.




Extra opdracht
Waarvoor waarschuwt dit filmpje?














zondag 14 juli 2013

8 Wiederholung + Extra




In deze les herhalen we wat we in de vorige lessen geleerd hebben.
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 4.




Ga nu naar deze pagina en maak de opdracht die je daar vindt.


7 Wie alt bist du? Die Familie

Je hebt de getallen al geleerd, maar hoe zeg je hoe oud je bent? En daarna: je ouders, je broers en zussen, ooms en tantes, neven en nichten?






Opdracht 1
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 5. Ga door tot je alles zonder fouten doet.

Opdracht 2 
Maak een filmpje van je zelf waarin je onderstaande woorden uitspreekt: Let op: Dit filmpje moet je goed bewaren tot het einde van het schooljaar. Sla het dus niet alleen op op je harde schijf maar ook op een USB-stick of in de Cloud (Dropbox, bijvoorbeeld).

Wie alt bist du?
Ich bin dreizehn Jahre alt.
Ich bin fünfzehn Jahre alt.
Das bin ich.
meine Mutter
mein Vater
meine Eltern
meine kleine Schwester
meine große Schwester
mein kleiner Bruder
mein großer Bruder
meine Geschwister
meine Oma
mein Opa
meine Großeltern
meine Tante
mein Onkel
meine Cousine
mein Cousin

Opdracht 3 
Om goed te leren hoe je de woorden schrijft, kun je ze het best een paar keer opschrijven op een blaadje. Doe dit minstens twee keer. Dit blaadje hoef je niet te bewaren.



6 Wie geht's dir?

Hoe gaat het met je? Dat wil je natuurlijk altijd weten als je iemand tegenkomt.In dit filmpje zie je hoe je dat aanpakt.



Opdracht 1
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 6. Ga door tot je alles zonder fouten doet.

Opdracht 2
Maak een filmpje van je zelf waarin je onderstaande woorden uitspreekt: Let op: Dit filmpje moet je goed bewaren tot het einde van het schooljaar. Sla het dus niet alleen op op je harde schijf maar ook op een USB-stick of in de Cloud (Dropbox, bijvoorbeeld)

Wie geht's dir?
Mir geht's gut.
Und dir?
Nicht sehr gut.
Nicht schlecht.
Tschüss!
Auf Wiedersehen!

Opdracht 3
Om goed te leren hoe je de woorden schrijft, kun je ze het best een paar keer opschrijven op een blaadje. Doe dit minstens twee keer. Dit blaadje hoef je niet te bewaren.




5 Zahlen 10 bis 20

In het onderstaande filmpje hoor je van alles over alle getallen. Bij opdracht 1 worden de getallen van 10 tot en met 20 behandeld.







Opdracht 1
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 5. Ga door tot je alles zonder fouten doet.


Opdracht 2
Maak een filmpje van je zelf waarin je onderstaande woorden uitspreekt:
Let op: Dit filmpje moet je goed bewaren tot het einde van het schooljaar. Sla het dus niet alleen op op  je harde schijf maar ook op een USB-stick of in de Cloud (Dropbox, bijvoorbeeld)

zehn
elf
zwölf
dreizehn
vierzehn
fünfzehn
sechzehn
siebzehn
achtzehn
neunzehn
zwanzig

Opdracht 3
Om goed te leren hoe je de woorden schrijft, kun je ze het best een paar keer opschrijven op een blaadje. Doe dit minstens twee keer. Dit blaadje hoef je niet te bewaren.


Extra
Hier vind je alle getallen tussen 0 en 99

zaterdag 13 juli 2013

Woordjes leren



Als je een taal wil leren, moet je altijd veel woordjes leren. Dat is logisch, maar
niet altijd even leuk. Je  hebt niet altijd een woordenboek bij de hand. En ook op je telefoon of laptop vind je het goede woord niet altijd erg snel. Je hoort of ziet zoveel woorden dat je het niet kunt bijhouden. Pfff.

Het lastigste daarbij is de woorden in die vreemde taal ook te kunnen gebruiken. Je weet bijvoorbeeld wel dat het Engelse woord bicycle ‘fiets’ betekent. Maar als je het met een Engelsman over je fiets wil hebben (omdat die gestolen is bijvoorbeeld), kom je heel vaak gewoonweg niet op het goede woord.

Het handigste is als je zoveel mogelijk woorden in die taal gewoon in je hoofd hebt, opgeslagen in je hersenen. Maar ja, er is niemand die zomaar opeens een heel woordenboek in je hoofd stopt. Dat moet je zelf doen.

Vaak is het gemakkelijker om de klank van een woord te onthouden dan hoe je dat woord moet schrijven. Je zegt gewoon: Baisikkel en dan weet die ander wel dat je fiets bedoelt.

Maar soms moet je woorden ook nog eens kunnen schrijven. Dat is helemaal ingewikkeld. Als je bijvoorbeeld naar een knappe Engelse jongen of een knap Engels meisje wil Whats-appen dat je er aankomt op je fiets en je typt: ai kom on mai baisikkel, zal hij of zij op zijn minst denken dat je Engels niet erg goed is. Daarom moet je dus ook weten hoe je een woord schrijft.

Een andere reden waarom je woorden in het Engels of in het Duits moet kunnen schrijven, is natuurlijk gewoon dat ze dat van je willen, op school. The Bastards!!!

Maar hoe pak je dat aan? Hoe overtuig je je hersenen ervan dat ze moeten onthouden dat een fiets ‘a bicycle’ is?  Niet ‘baisikkel’, niet ‘bycycle’, niet ‘bycicle’, of ‘bisicel’. ‘Bicycle’, dat moet het zijn.

Daar hebben geleerden over nagedacht en ze kwamen tot de volgende conclusie:

Je leert een woord het best door het te lezen, naar een passend plaatje te kijken en het direct daarna uit te spreken en op te schrijven, met pen (of potlood) op papier. 


Dé manier om iets in je hersenen te krijgen is namelijk via je zintuigen. En hoe meer zintuigen je gebruikt, hoe beter een woord blijft hangen.  Als het op de boven genoemde manier doet, gebruik je een hele rits zintuigen:

Je leest, je gebruikt dus je ogen.
Je kijkt naar het plaatje, je gebruikt je ogen.
Je praat, je gebruikt je mond.
Je hoort, je gebruikt je oren.
Je schrijft, je gebruikt je vingers.


Je ogen, je mond, je oren en je vingers sturen allemaal signalen naar je hersenen: Bicycle, Bicycle, Bicycle, Bicycle, Bicycle. Als je dat een paar keer doet, vergeet je het woord nooit meer.

Ja maar, zul je zeggen, dan kan ik die woorden toch ook gewoon op mijn laptop typen?
Dat kun je zeker, maar het werkt minder goed. Als je namelijk schrijft, met pen op papier dan maak je die letter zelf. Je vingers maken bewegingen die ervoor zorgen dat er bijvoorbeeld een -y- op papier komt en niet een -z-. Dat voelt anders. Als je een -y- intikt voelt dat hetzelfde als wanneer je een –z- intikt. Je voelt geen verschil tussen de -y- en de -z-.

Dat is de theorie.
Nu gaan we eens even kijken of die geleerden ook wel gelijk hadden.
We gaan tien Duitse woordjes leren. Je krijgt de woorden met passend plaatje te zien, je krijgt ze te horen, je spreekt ze na en je schrijft ze op. MAAR: vijf woorden schrijf je met pen op papier en de andere vijf schrijf je op je laptop. We doen dat twee keer.
Direct daarna krijg je een test. Je hoort de woorden en moet ze opschrijven, de eerste vijf met pen, de laatste vijf op je laptop.
Daarna gaan we gezamenlijk de fouten tellen.
Ik ben benieuwd of die geleerden gelijk hadden.

4 Wiederholung 1-3



In deze les herhalen we wat we in de vorige lessen geleerd hebben.
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 4.


Extra opdracht
Ga nu naar het blog Online vertalen en maak de opdrachten.







3 die Zahlen 1 bis 10

Het altijd leuk en handig als je ook kunt tellen in een vreemde taal. Na een inleiding met wat weetjes vertelt Eva van Girls4teaching je hoe dat moet.





Opdracht 1
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 4. Ga door tot je alles zonder fouten doet.


Opdracht 2
Maak een filmpje van je zelf waarin je onderstaande woorden uitspreekt:
Let op: Dit filmpje moet je goed bewaren tot het einde van het schooljaar. Sla het dus niet alleen op op  je harde schijf maar ook op een USB-stick of in de Cloud (Dropbox, bijvoorbeeld)

null
eins
zwei
drei
vier
fünf
sechs
sieben
acht
neun
zehn


Opdracht 3
Om goed te leren hoe je de woorden schrijft, kun je ze het best een paar keer opschrijven op een blaadje. Doe dit minstens twee keer. Dit blaadje hoef je niet te bewaren.




2 Wie heißt du?


Na de begroeting stel je je voor. Kijk maar naar dit filmpje.





Opdracht 1 
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 4. Ga door tot je alles zonder fouten doet.

Opdracht 2 
Maak een filmpje van je zelf waarin je onderstaande woorden uitspreekt: Bij de puntjes moet je natuurlijk je eigen naam invullen.
Let op: Dit filmpje moet je goed bewaren tot het einde van het schooljaar. Sla het dus niet alleen op op je harde schijf maar ook op een USB-stick of in de Cloud (Dropbox, bijvoorbeeld)

Hallo!
Guten tag!
Wie heißt du?
Ich heiße .....
Mein Name ist ....
Tschüss!

Opdracht 3
Om goed te leren hoe je de woorden schrijft, kun je ze het best een paar keer opschrijven op een blaadje. Doe dit minstens twee keer. Dit blaadje hoef je niet te bewaren.




1 Begrüßen

 Het eerste wat je in een vreemde taal moet leren, is natuurlijk hoe je iemand begroet.


In dit filmpje zie je hoe je dat in het Duits doet.






Opdracht 1
Ga naar deze site en maak de oefeningen 1 tot en met 6. Ga door tot je alles zonder fouten doet. Let op: de tijden bij deze oefeningen worden in het Engels weergegeven. AM betkent 's morgens, PM is 's middags.


Opdracht 2
Maak een filmpje van je zelf waarin je onderstaande woorden uitspreekt:
Let op: Dit filmpje moet je goed bewaren tot het einde van het schooljaar. Sla het dus niet alleen op op  je harde schijf maar ook op een USB-stick of in de Cloud (Dropbox, bijvoorbeeld)

Hallo!
Guten Morgen!
Guten Tag!
Guten Abend!
Gute Nacht!
Tschüss!

Opdracht 3
Om goed te leren hoe je de woorden schrijft, kun je ze het best een paar keer opschrijven op een blaadje. Doe dit minstens twee keer. Dit blaadje hoef je niet te bewaren.






donderdag 4 juli 2013

Webquest Duitsland

Jullie gaan een Webquest doen. Een webquest is een uitgebreide doe-opdracht waarbij je allerlei informatie van internet haalt. In de opdracht staat precies beschreven wat je moet doen. Je krijgt er een paar lessen de tijd voor. Als je het in die tijd niet af hebt, moet je de rest thuis afmaken. Je kunt ook precies bekijken hoe de opdracht beoordeeld wordt. De opdracht gaat over Duitsland. Je moet een folder maken voor het Duits Verkeersbureau in Nederland.

Hier vind je de opdracht.


Deze opdracht is verplicht voor iedere tweedejaars. 

maandag 1 juli 2013

Online vertalen

Er wordt wel eens gezegd dat je geen vreemde talen meer hoeft te leren omdat je op internet alle teksten kunt laten vertalen. Door Google vertalen, bijvoorbeeld. Laten we dat eens testen.


Op een site voor mensen die Duits willen leren, staat de volgende tekst. Eronder staat een klein woordenlijstje:

HAUSTIERE
Ein Haustier braucht viel Pflege. Du musst es füttern
und sauber halten. Einen Hund muss man jeden Tag
ausführen. Die Katze will, dass man sie streichelt.
Tiere sind kein Spielzeug. In den Ferien müssen
Freunde oder Verwandte dein Tier hüten.
(41 Wörter)

füttern – das Futter

führen –ein Führer – die Aufführung

streicheln –ich streichle - du streichelst

meine Verwandten –wir sind verwandt – die Verwandtschaft

hüten – behüten – verhüten– der Hut - die Vorhut

Hier staan de tekst en het woordenlijstje vertaald naar het Nederlands door Microsoft Translator (= Bing Translator):

HUISDIEREN
Een huisdier moet veel zorg. U hebt te voeden
en schoon te houden. U hebt een hond elke dag
uitvoeren. De kat wil dat een het streelt.
Dieren zijn geen speelgoed. In de vakanties
Bewaak uw dieren vrienden of verwanten.

(41 Woorden)

feed - de feed

leiden - een gids - de prestaties

Stroke - ik strelen - u knuffelen

Mijn familie – wij zijn gerelateerd– de relatie

Guard - guard - voorkomen - de hoed - de voorhoede


Je snapt nu ongeveer waarover de tekst gaat, maar je ziet ook dat de vertaling in erg slecht Nederlands is geschreven.

Opdracht 1
Schrijf de Nederlandse tekst nu zo op dat er geen fouten meer in staan en vooral dat hij duidelijk is.

Opdracht 2
In het woordenlijstje staan plotseling een paar Engelse woorden.
A      Hoe zou dat komen?
B      Schrijf in plaats van de Engelse woorden de Nederlandse woorden die er hadden moeten staan.

Opdracht 3
Hoe vertaalt  Mijnwoordenboek.nl de woorden hieronder:

braucht

füttern

ausführen

streichelt

hüten

Sommige woorden vind je meteen, bij andere moet je goed zoeken naar de juiste vertaling. Weer andere worden niet gevonden.
Hoe zou dat komen? En hoe kun je dat probleem oplossen?